Guggenheimer in de mode - Herman Brusselmans

Guggenheimer in de mode
Nadat hij in de klassiekers De terugkeer van Bonanza, Guggenheimer wast witter en Uitgeverij Guggenheimer al wild om zich heen had geslagen, vinden we Guggenheimer nu terug als rentenier die meer geld heeft dan een normaal mens op kan maken. In zijn vrije tijd ontfermt hij zich over z'n ex-vrouw Ellen en laat hij zich door z'n chauffeur Jules rondrijden in een bolide uit 1934. Guggenheimers hoofd loopt nog steeds praktisch altijd om. Zo vindt hij dat de hedendaagse vrouw er bijzonder ongeïnspireerd gekleed bij loopt. Hij besluit om daar iets aan te doen en richt derhalve de firma gfc op. Welnu, Guggenheimers Fashion Company zal er wel even voor zorgen dat overal te lande de mokkels, grietjes en ja, zelfs de wijven, eindelijk zullen beseffen waar het in de mode van deze tijd precies om draait. Met behulp van z'n rechterhand Emmeke, z'n ontwerpster Mufti Müsmuz, z'n poetsvrouw Debbie, en diverse andere vogels van vreemd pluimage, zal hij het landschap van de vrouwenkledij tot ongekende hoogten opfleuren. Op de enige echte guggenheimeriaanse manier werpt hij zich weer op als het merkwaardigste en aantrekkelijkste romanpersonage dat de Nederlandstalige literatuur ooit gekend heeft.
Guggenheimer kwam, zag en overwon, toegejuicht door de lezers van deze uitzonderlijke nieuwe roman van de unieke letterengigant Herman Brusselmans.

Herman Brusselmans (1957) publiceerde meer dan zestig andere boeken. Hij wordt zowel verguisd als verafgood. Hij is een zeer belangrijk schrijver.


Recensie(s)
Guggenheimer is terug. Na een kaskrakende carrière als televisieproducent (in ‘De terugkeer van Bonanza’ uit 1995), een lucratieve loopbaan in de reclamewereld (in ‘Guggenheimer wast witter’ uit 1996) en een vruchtbaar arbeidsverleden als uitgever (in ‘Uitgeverij Guggenheimer’ uit 1999) verovert het steenrijke multitalent in deze vierde humoristische roman uiteindelijk de Gentse modebranche. Dat gegeven speelt echter vooral op de achtergrond, aangezien de boekpagina’s veelal gevuld zijn met cafébezoeken, zinloze ritjes in een Minerva uit 1934 en beslommeringen van het hoofdpersonage. De Belgische auteur (1957), met inmiddels ruim zestig werken op zijn naam, brengt waar hij goed in is en waar hij bekend om staat: absurde situaties, onnavolgbare gedachtegangen, komische uitspraken en politiek incorrecte maatschappijkritiek – alles neergeschreven in een gloedrijke, soms ietwat Vlaamse stijl. Qua schrijftrant en geestigheid is dit niet het beste boek van de veelschrijver, maar het geeft fans precies wat zij willen en verwachten.